De klassieke kinkhoest kan in worden gedeeld in driestadia die elkaar op zullen volgen. Het catarrale stadium is het eerste stadium van kinkhoest. Na een incubatietijd van één tot drie weken zullen de eerste, overigens niet typische , symptomen optreden. De kinkhoest begint dan ook vaak als een gewone verkoudheid en gaat samen met niezen, een loopneus, tranende ogen en zich niet lekker voelen, Verder heeft de patiënt een klein kuchje. De verschijnselen zijn dus niet, of nauwelijks, te onderscheiden van die van een verkoudheid. De patiënt ontwikkelt verder een droge hoest. Het hoesten zal echter langzaam erger gaan worden en de hoestaanvallen krijgen een alsmaar krampachtigere aard. In dit catarrale stadium is de patiënt het meest besmettelijk.
Het tweede stadium van kinhoest wordt de paroxismale stadium genoemd. Dit stadium kenmerkt zich door hoestbuien waarbij de patiënt tot stikken toe leeghoest waarna men met een lange gierende inhalatie weer lucht schept. Dikwijls braakt men eveneens na zo’n hoestbui. Allerlei soorten prikkels kunnen, met name gedurende de nacht, een hoestaanval uitlokken. Het hoesten gaat samen met het opgeven van taai slijm. Bij jonge kinderen kan een hoestbui gevolgd worden door overgeven en hoofdpijn en soms zelfs een ademstilstand. Bij baby’s kunnen de paroxismen echter ontbreken. In dit stadium is de bacteriële infectie reeds op zijn retour, maar vormen de afvalstoffen die door de bacterie zijn gevormd het probleem. Antibiotica helpen dus niet langer voor de patient zelf, maar kunnen in vroege stadia (tot twee of drie weken na de besmetting) preventief werken tegen besmetting. Dit stadium duurt zo’n één tot zes *weken.
Het* convalescentiestadium, het derde en laatste stadium, begint ongeveer vier weken na het begin van de kinkhoest. De hoestbuien nemen in zowel hevigheid als aantal af. Hierna is men enige tijd goed maar onvolledig beschermd tegen kinkhoest.