Hepatitis C is niet zo erg besmettelijk als hepatitis A en -B en er is contact met besmet bloed voor nodig. Risicofactoren zijn ondermeer het toegediend krijgen van bloedproducten (bloedtransfusie) voor het jaar 1992 (pas aan het einde van het jaar 1991 was er een betrouwbare bloedtest beschikbaar en werd het donorbloed getest op hepatitis C), het inspuiten van drugs (door het onderling delen van spuitattributen zoals naalden, watjes, water, en dergelijke. kan het hepatitis C virus over worden gedragen) en operaties, bloedtransfusies, tatoeages of piercings, rituele en andere ingrepen waarbij niet steriel wordt gewerkt dan wel met onveilig donorbloed. Het risico op het oplopen van hepatitis C is aanzienlijker in landen waar de ziekte vaker voorkomt.
Een infectie met hepatitis C verloopt aanvankelijk vaak zonder symptomen. De infectie gaat in het grootste deel van de gevallen (zeventig procent) zonder dat men dit zelf doorheeft over in een chronische vorm. Ongeveer twintig tot dertig procent van de personen met de chronische vorm zal schade aan de lever (verlittekening) ontwikkelen en daarvan krijgt circa twee tot vijf procent elk jaar leverkanker. Bepaalde mensen krijgen pas twintig of dertig jaar na de besmetting met hepatitis C klachten als de lever reeds aan is *getast.
De* behandeling van hepatitis C bestaat uit het versterken van de afweer van het lichaam tegen het virus door het extra toedienen van Interferon. Interferon is een verzamelnaam voor een groep eiwitten welke van nature geproduceerd wordt door de lichaamscellen als een reactie op een infectie die wordt veroorzaakt door een virus.