De naam, welke werd bedacht door Casimir Funk, is dan ook een samenstelling van de woorden vitale en amine. Bij de naamgeving van vitamines is in het begin uitgegaan van een simpele 1-letter naam, zoals bijvoorbeeld vitamine A. Later zijn de vitamines naar functionele werking ingedeeld. Vitamines welke nodig zijn voor de werking van enzymen vallen daardoor in de categorie van de co-enzymen.
Vitamine A is een stof welke in vet opgelost kan worden. Deze vitamine komt veelvuldig in de lever en in levertraan voor. Veel oudere mensen zullen zich dan ook wellicht herinneren dat zij levertraan toegediend kregen om aan de behoefte te kunnen voldoen van vitamine A.
Vitaminen die afkomstig zijn uit de B-groep komen ondermeer voor in lever en in gist. Aan deze vitaminen hebben alcoholisten in veel gevallen gebrek door een niet volwaardig dieet, wat tot ernstige ziekteverschijnselen (zoals Beri-Beri, een gebreksziekte) kan leiden.
Vitamine C is een antioxidant. Dit betekent dat het een een stof is die voorkomt dat overige stoffen een verbinding aangaan met schadelijke vrije radicalen van zuurstof. Het wordt zelf eenvoudig geoxideerd en vangt daardoor de vrije radicalen weg. Het wordt eveneens toegevoegd aan bepaalde levensmiddelen in de vorm van een conserveermiddel. Bij vitamine C denken veel mensen aan citrusvruchten zoals sinaasappelen, maar producten welke veel meer vitamine C bevatten zijn bijvoorbeeld spruiten en paprika. Maar eveneens aardappelen en bessen bevatten tamelijk veel vitamine *C.
Vitamine* D kan vlak onder de menselijke huid gemaakt worden met behulp van zonlicht. Vitamine D is een vitamine die in vet oplosbaar is. Voor alle wateroplosbare vitaminen zoals B en C geldt overigens dat er moeilijk een te grote hoeveelheid van kan worden opgenomen, omdat de overtollige hoeveelheid met de urine wordt uitgescheiden. Van vitamine A en D is het echter wel mogelijk dat er te veel van opgestapeld wordt in het lichaam.